‘Bravo’ is het enige wat ik – zacht gemompeld – weet uit te brengen als de studente aan de HKU writing for performance haar tekst heeft voorgelezen. Het is een brief van één van de personages in haar afstudeertekst, een brief aan een dood gewaande moeder. De tekst is zo raak en ontroerend dat hij mij de keel dicht heeft geknepen, vandaar het amper hoorbare ‘bravo’.
Het zijn momenten van grote gelukzaligheid, zomaar in een anoniem lokaal ergens aan het Janskerkhof. Opeens komt een leerling met een dermate sterke tekst op de proppen, dat je vergeet hoe moe je bent na uren lesgeven, dat je net nog verlangde naar de pauze, dat je nog boodschappen moet doen.
Het zijn de momenten dat docent creative writing het mooiste beroep ter wereld is, mooier nog (bijna) dan dat van schrijver.
Als mijn ontroering wat weg is gezakt – vrij snel, want ik blijf een professional – geef ik de studente feedback, nadat ik eerst aan de groep heb gevraagd of ze ook zo onder de indruk zijn. Ja, dat zijn ze. De studente is blij met mijn woorden, maar ook verbaasd. Want ze was zelf tamelijk onzeker over de tekst. Herkenbaar.
Ik neem een slok koffie en geef de volgende student het woord, iemand die bezig is aan een stuk over de waarde van ‘leed’ voor het schrijfproces. Het stuk speelt zich af in Heerlen, volgens de student precies de juiste plek voor een stuk over ellende, pijn en depressie. Samen met de klas buig ik me over het hoe en waarom van zo’n stuk.
Na mijn eerdere ontroering over de brief, moet ik nu vreselijk lachen om de droogkomische toon van de leerling en zijn observatietalent.
Eigenlijk zou ik elke schrijver een lespraktijk gunnen. Natuurlijk, ik ken de vooroordelen: schrijven kun je niet leren en: iemand die lesgeeft in schrijven zal er zelf wel niet veel van kunnen. Dat zijn verouderde clichés. Er wordt in Nederland veel en goed schrijfles gegeven en hoewel je iemand die niets kan ook niets kan leren, ben ik zo iemand zelden tot nooit tegengekomen.
Bij mij – en ik zal niet de enige zijn – voedt mijn lespraktijk mijn schrijven en andersom. Het is niet minder dan wonderbaarlijk om iemand in een reeks lessen zijn, haar of hen eigen stem te zien vinden. Zelf volg ik ook nog steeds lessen. Bijvoorbeeld via het platform Masterclass. Daar vertellen grootheden als Margaret Atwood, N. K. Jemison en Neil Gaiman hoe zij tot hun werken komen. Zo verkondigt Atwood deze simpele wet:
‘But the main rule is hold my attention’.
Na een uurtje kijken kan ik er weer tegenaan. Het beste schrijfadvies las ik overigens laatst op instagram. Het is van Micheala Coel, schrijfster van de geweldige serie ‘I may destroy you yet’. Zij schrijft:
‘Write the tale that scares you, that makes you feel uncertain, that isn’t comfortable. I dare you’.
Kijk, dat is een advies dat we allemààl ter harte mogen nemen.
(eerder gepubliceerd in AB, blad van de Auteursbond)