Sloopkogel; de tekst

Een paar jaar geleden schreef en regisseerde ik een voorstelling die me erg dierbaar is, met de makers/ acteurs Harm van Geel en Ellen Goemans. Het stuk ‘Sloopkogel’ werd in Bellevue als lunch gespeeld; en viel niet zo heel erg op. De enige recensie verscheen destijds in de Theaterkrant. Sander Janssens schreef:

Sloopkogel vangt de mens ergens op het gedesillusioneerde snijvlak tussen laat-veertiger en begin-vijftiger: de aftakeling en het inleveren hebben ontegenzeggelijk ingezet, maar kunnen in dit stadium nog volop worden ontkend. Ze vallen overal een beetje tussen, zijn gemeen als kinderen en knullig als bejaarden. Kortom: de mens die zich niet bepaald van zijn charmantste kant laat zien, al roepen deze mensen wel een meewarig mededogen op.

Het stuk heeft me sindsdien niet losgelaten. Je kunt de hele tekst van sloopkogel hier downloaden. En als appetizer een korte quote:

ZIJ: Hoewel ik niet uit klei besta, geloof ik wel dat het zo begonnen is: er waren pogingen gedaan, hoeveel weet niemand, maar heel veel, pogingen om iets te scheppen met een eigen wil. Willetje. Tot zij ontstond. En zij was van klei en nog wat onbeholpen, maar… 

Hij op, mengt zich ongevraagd in het verhaal.

HIJ: Er kwam een man langs en hij neukte haar.

ZIJ: ‘Neukte haar’? Just like that?

HIJ: Ja.

ZIJ: Maar ho, wacht even. Misschien neukte zij hem.

HIJ: Ja hoor.

ZIJ: Nee echt. Zij nam de leiding. Zij ging on top. Hij had zo’n microscopisch klein lulletje, dat het nog flink mikken was. Maar toen bereed ze hem, als een amazone haar paard. En nadat hij gekomen was, uit zijn microlulletje, duwde ze hem weg en ze vertrok. Hij had zijn doel gehad. Hij had zijn zaad geleverd. Ze vertrok en ze liet echt geen adresgegevens achter. Iets later werd hij door een sabeltandtijger in zijn achterhoofd gebeten, zo hard dat het knapte.

HIJ: Ik vind de loop die het verhaal nu neemt… minder.

ZIJ: Maar zij, de vrouw, zij trok door. Tot waar het klimaat gunstiger was. Ze trok door tot ze bij een jungle-achtig bos kwam en daar is ze gaan baren: een, twee, tien, vijftig, honderd kinderen. Als een nest krokodillen kwamen ze uit haar. En al die telgen, dat werd de wereldbevolking. Onze voorouders. Zo staat het geschreven.

HIJ: Zo kan het toch niet gegaan zijn?

ZIJ: Nee, maar zo ging het wel.

HIJ: Ben er even stil van.

Stilte.

HIJ: Vind het ook wel zielig voor die man, met die tijger…

ZIJ: Zal wel ja, dat jij dat zielig vindt.

Stilte.

HIJ: Hoe liep het af met die vrouw?

ZIJ: O, die leeft nog.

HIJ: Echt?

ZIJ: Ja. Ik ben het.

 

foto: Casper Koster

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *