Betere verhalen, vollere zalen?

De man met het uiterlijk van een FBI-agent buigt zich naar mij voorover en zegt indringend: ‘Who’s your main character and what does he want? And how does he get it?’ Via de NPS volg ik jaren geleden een scenarioschrijfcursus. Van de besliste toon van de docent word ik weerbarstig. Wie mijn hoofdpersoon is? Misschien heb ik wel geen hoofdpersoon, of heb ik er meer dan één. En wat hij of zij wil? Nou niks, wellicht. Het antwoord van de Amerikaanse scenario-goeroe zal ik nooit vergeten: ‘Allright, go ahead, make boring movies.’

Saaie films maken? Dat nooit. Dus verdiep ik me in alle mogelijke regels en voorschriften, voornamelijk van Hollywood-makelij. En schreef vervolgens het slechtste scenario dat ik ooit schreef, omdat ik me aan alle regels probeerde te houden en dat is meteen les één:

  1. Hou je nooit aan alle regels. Breek er op z’n minst een paar.

Maar de FBI-man had wèl gelijk met zijn wetten en het geldt ook voor toneel: zonder structurele eenheid kan er geen betekenis ontstaan. Dat klinkt ingewikkeld, maar het komt hierop neer: als kijker/ toeschouwer heb je bepaalde verwachtingen van een toneelstuk of film en daar moet je als schrijver mee kunnen spelen.

Inlossen of niet inlossen, dat is de vraag.

Sinds een jaar of tien geef ik op de schrijfopleiding van de HKU in Utrecht het zelfbedachte vak ‘wellmade play- en – scenario.’ Ik doe dat om twee redenen: ten eerste vind ik dat je als schrijver de regels van je vak moet kennen, zoals een schoenmaker moet weten hoe hij een schoen moet repareren. En ten tweede moet je als schrijver naast een gefragmenteerd, experimenteel stuk ook een goed opgebouwde, solide crowdpleaser kunnen schrijven, vind ik. Tenminste, als je met dit vak ooit je geld wil verdienen.

Maar hoe werkt dat? Welke regels en voorschriften zijn er en welke daarvan werken goed? Het stikt van de modellen en handboeken, vooral in de scenario-wereld. Zo is er ‘Save the cat’, heel handzaam, maar ook wat oppervlakkig. En iemand als Robert mcKee reist met zijn dure seminars over storytelling de hele wereld af. Het is alleen wel vaak kennis achteraf, dus als beginnend schrijver van een potentiele hit heb je er niet veel aan.

Laten we ervan uitgaan dat we een publiekssucces willen scheppen, iets voor een groot publiek. Welke gereedschappen hebben we dan nodig? Door het jaren schrijven van familievoorstellingen voor Pieter Kramer (o.a. ‘De gelaarsde poes’, ‘Lang en gelukkig’) en grote zaal stukken voor anderen, denk ik dat ik daar een redelijk idee van heb.

Alles begint natuurlijk met het kiezen van een ijzersterke setting waarin genoeg tegengestelde belangen zitten en waarin de hoofdpersoon/ de hoofdpersonen genoeg innerlijk conflict hebben bij aanvang. Anders gezegd: ze moeten genoeg af te leggen hebben in hun innerlijke (en uiterlijke) reis. Als Oidipous zich prima voelde in zijn thuisstad Thebe was ie niet vertrokken. Goed dus dat daar de pest net is uitgebroken en hij daar als koning iets aan moet doen. Regel 2:

Elk goed verhaal ìs een reis, ook als niemand zich verplaatst.

Het is moeilijk je een goed theaterstuk voor te stellen waarin niet zo’n weg wordt afgelegd. Zie bijvoorbeeld de prachtige film en musical Billy Elliot waarin een wilskrachtig jochie tegen alle weerstand in balletdanser weet te worden in plaats van bokser, zoals zijn pa wenst. In die musical zie je overigens een ander belangrijk aspect: tijd en plaats zijn glashelder. Het is niet Billy Elliot in de jaren negentig in Flevoland, nee het is Billy Elliot de mijnwerkerszoon in de deprimerende jaren tachtig in Engeland onder Thatcher. Die wereld, die tegenstelling, geeft het verhaal extra kracht. Regel 3:

Plaats je verhaal in een zo helder mogelijke setting.

Momenteel werk ik voor het Filiaal aan een bewerking van ‘Het oneindige verhaal’ van Michael Ende. Dit verhaal (ooit matig verfilmd) is uniek omdat het tientallen andere verhalen bevat. Het gaat over Bastiaan, een jochie dat gepest wordt, een boek steelt (!) en vervolgens in de wereld van dat boek belandt. Dat boek heet overigens ook ‘Het oneindige verhaal’, Ende is goed in Droste-effecten. Het boek is kleurrijk en dus veelomvattend, maar zoals altijd is mijn hoofdtaak als schrijver/bewerker: vindt de hoofdlijn en het belangrijkste conflict. Zonder die twee dingen (en je held en antagonist) kun je niet beginnen met schrijven. Of, dat kan wel. Maar dan krijg je modder. Regel 4:

Zorg voor een goede vijand, anders krijg je een gaapfestijn.

Wat in vaktaal heet een ‘antagonist’ (tegenstrever) maakt het leven van de auteur en de makers een stuk makkelijker. Deze vijand moet interessant, gelaagd en veelkleurig zijn, dus geen generieke schurk die de wereld wil vernietigen. Die tijden zijn geweest. Nee, een boeiende schurk hebben we nodig, zo eentje die de held is in zijn eigen verhaal. En waar dat toe leidt hebben we gezien in series als ‘The sopranos’ en ‘Breaking bad’ waarin personages die moreel schimmige keuzes maken, tòch het verhaal dragen. Omdat we net genoeg van ze blijven houden om hun slechte gedrag te verdragen. Eén van de beste antagonisten van de laatste jaren is Logan Roy in de serie ‘Succesion’. Deze door Brian Cox briljant vertolkte mastodont is zo doortrapt en gemeen, dat je wel moet blijven kijken, al is het soms met haat in je hart.

Het probleem van veel schrijfmodellen is dat ze te grof of juist te specifiek zijn. Zelf heb ik in mijn scenario’s en langere toneelstukken veel gehad aan de software van ‘Contour’ (en nee, dat is geen AI). In dit model wordt het leven van elke held in vier heldere fases verdeeld:

  1. De held(in) is een wees. Bv. Harry Potter, maar het hoeft niet letterlijk.
  2. De held(in) is een zoeker, een reiziger (Frodo gaat op weg met de ring).
  3. De held(in) is een strijder (Luke Skywalker bestrijdt Darth Vader)

En tenslotte, en dit was voor mij nogal een revelatie:

  1. De held(in) offert zich op.

Vaak als je je theaterstuk of film niet afkrijgt, ontbreekt deze laatste fase. En natuurlijk moet je hier denken aan één van de allergrootste verhalen aller tijden, dat van Jezus. Nadat hij als wees (onbevlekt) is geboren en als zoeker rondreist en het Romeinse regime bestrijdt, kiest hij ervoor zich op te offeren. Voor de mensheid. Ditzelfde patroon is ook zichtbaar bij Harry Potter, Frodo Baggins, Luke Skywalker, prins Hamlet, etcetera. Waarom is dat zo? Regel 5:

Laat je held(in) lijden. En niet te zuinig.

Wij toeschouwers/ lezers houden blijkbaar van verhalen waarin iemand vanuit een underdogpositie schier onmogelijke obstakels moet overwinnen, om zich dan op te offeren. Als een verhaal zo verloopt, zullen we de zaal niet verlaten, hoe vol onze blaas ook zit. Omdat het in ons verhaal-DNA zit. Als kind al beseffen we dat het verhaal pas is afgelopen als de wolf met dichtgenaaide buik in de put is gevallen; en oma en Roodkapje elkaar in de armen kunnen sluiten.

Dat wil niet zeggen dat elk verhaal met een glorieuze overwinning moet eindigen. En ook in de verhalen die dat schijnbaar wel doen, blijken er toch wonden te zijn toegebracht. Zo is de arme hobbit Frodo na zijn helletocht voor altijd beschadigd en anders dan de anderen. Zijn offer is dat hij nooit meer kan zijn wie hij was vòòr zijn avontuur.

Goed, we hebben dus een spannende setting, een boeiende hoofdpersoon en een fascinerende tegenstrever, zijn we er dan? Nee. Regel 6:

Alles begint of start met de inhoud.

Wat wil je vertellen en waarom? Wat is je thema, je noodzaak, je persoonlijke connectie met het materiaal. Dàt is waarom de grote verhalen blijven en steeds weer vernieuwd worden. Omdat ze een onwrikbaar dilemma blootleggen (zie Hamlet: wreken of niets doen?) of Billy Elliot (droom opgeven of voor je verlangen uitkomen). Als we maar steeds nieuwe, noodzakelijke verhalen  scheppen, dan blijft de cultuur levend.

Overigens, een gegarandeerd werkend recept bestaat niet. Je kunt je nog zò goed voorbereiden en nog zo’n briljante tekst afleveren, als het op de vloer niet werkt, begint de zoektocht opnieuw. Daarom zijn deze woorden van een van de beste schrijfsters ter wereld (o.a. van The Handmaids Tale) Margaret Atwood zo waar:

‘There’s the story, then there’s the real story, then there’s the story of how the story came to be told. Then there’s what you leave out of the story. Which is part of the story too.’

Een schrijver moet blijven schrijven tot het stuk of de film werkt, ook als de repetities al begonnen zijn. Want er is maar één manier de juiste om iets te vertellen. Vandaar regel 7:

Geef nooit op.

Geschreven voor theaterblad scène’s, september 2023.

Verder lezen?

‘Naked playwriting’, Robin Russin en William Missourio Downs

‘Save the cat’, Blake Snyder

‘The no rules handbook’, Lisa Goldman

‘Schrijven voor film, televisie en toneel’, Ger Beukenkamp

‘Storytelling in 12 stappen’, Mieke Bouma

Sitting

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *